De non-duale theorie en de daaruit voorkomende visie op de werkelijkheid is voor velen buitengewoon aantrekkelijk. Om te beginnen omdat die de waarheid van ‘wat-is’ weerspiegelen, een waarheid die ons in ons zielebewustzijn raakt. Maar tegelijkertijd is ego er als de kippen bij om die concepten te kapen en daarmee zijn heerschappij voor te zetten. In dit artikel belicht ik enkele veel voorkomende valkuilen op het non-duale spirituele pad. Zoals het idee niet te bestaan of de splitsing tussen de non-duale werkelijkheid en de wereld van vorm en materie. In onderstaand artikel worden die snelle interpretaties van de non-duale visie ontmanteld en nader toegelicht.
Inleiding
Toen ik jaren geleden als spirituele zoeker op de filosofie van Dzogchen stuitte, sloeg die in als een bom. Een onmiddellijke herkenning van de waarheid die deze teksten weerspiegelen deden – en doen – mijn hart en ziel steeds weer oplichten. Dzogchen biedt een radicale inkijk in de werkelijkheid. Een werkelijkheid die ver voorbij de duale zienswijze gaat. Ze leidt tot de realisatie dat de wereld inclusief ikzelf, een illusie is. Alles wat als solide object lijkt te bestaan blijkt bij nadere beschouwing geen eigenheid of essentie te bezitten. De essentie van ‘Alexander’ bijvoorbeeld is nergens te vinden, ligt niet verscholen ergens in mijn lichaam of geest als ‘mijn zelf’. Ik blijk niet te bestaan als entiteit en wat ik dan wél ben is terug te voeren tot iets dat geen kenmerken heeft, niet te definiëren is en daarom aangeduid wordt met DAT of Leegte, Gewaarzijn of Shunyata.
Leeg
De realisatie dat ik in wezen ‘Leegte’ ben, had voor mij een tijdje een speciale aantrekkingskracht. Ik dacht een uitweg gevonden te hebben uit het lijden – de moeilijkheden en obstakels – waar ik ondanks mijn spirituele inspanningen mee geconfronteerd werd. Ik stapte daarmee in de grootste Dzogchen valkuil die er is namelijk de onverbeterlijke neiging van mijn denkende geest om ‘Leegte’ tot een denkbeeld te reduceren. “Ah, ik begrijp het. Ik besta niet want ik ben Leegte”. Waarmee ik mijzelf van een nieuw identificatiepunt had voorzien. Dzogchen is echter radicaal en maakt korte metten met iedere poging van de mind om de waarheid mentaal te willen ‘be-grijpen’.
In Dzogchen verwijst Leegte naar DAT wat de reikwijdte van het duale denken verre overstijgt. Leegte is hier geen object of hoedanigheid noch is het een absentie. Leegte is niet-iets en tegelijkertijd is het ook niet niets. Feitelijk kun je er niets over zeggen behalve dan dat deze Leegte één groot mysterie is. Temeer daar die ‘Leegte’ zich kenbaar maakt als de wereld van Vorm die zich toont in uitbundige schoonheid maar evenzeer in de overdaad aan lijden waar iedereen dagelijks mee geconfronteerd wordt. De vraag is dan: hoe gaan we daar mee om? Welk antwoord geeft Dzogchen op ons ‘dagelijks lijden’?
Vorm
Ook hier ligt een typische Dzogchen valkuil klaar. Veelvuldig hoor ik in non-duale kringen verkondigen dat Vorm een uitdrukking is van Leegte en daarom ‘eigenlijk’ niet bestaat. Nog afgezien dat zo’n uitspraak een nieuwe dualiteit creëert, maakt die voorstelling van zaken Leegte tot de oorzaak van Vorm ongeveer zoals de bron de oorzaak is van de rivier. Maar Vorm komt niet vóórt uit Leegte, Vorm ís Leegte zoals de Heart Sutra leert. Er is geen sprake van causaliteit. Er is alleen Eén. Zoals de ene kant van de hand niet voortkomt uit de andere kant, zo is Vorm geen uitdrukking van Leegte maar is het er een modulatie of hoedanigheid van. Lijden (en geluk) zijn daarom niet ‘eigenlijk’ Leegte, ze zijn de manieren waarop Leegte zich openbaart. Leegte is niet leeg, Leegte is Alles!
Voor mij schuilt de uitdaging van Dzogchen erin om weg te blijven van ieder (duaal) standpunt en volkomen open, als een resonerend membraam, aanwezig te durven zijn bij ‘wat-is’. Ongeveer zoals bij het zien van een regenboog. Ik kan niet zeggen dat die bestaat noch dat die niet bestaat. Zodra ik een conclusie trek, bevestig ik de illusie van dualiteit en verlies ik het zicht op de Eénheid die IS. Als ik stel dat lijden bestaat, identificeer ik mij ermee en maak ik het solide. Als ik zeg dat lijden niét bestaat omdat het ‘eigenlijk’ Leegte is, ontken ik het bestaan ervan.
Ik kies daarom de weg van de Dzogchen yogi waar ik niet ontken, niet bestrijd en geen pogingen onderneem om iets te veranderen. Dzogchen is het pad van onvoorwaardelijke overgave aan ‘wat is’ zonder denkbeelden waarmee ik die kan toedekken, afweren of opleuken. Als ik zo aanwezig ben, openbaart zich het geheim van Dzogchen. Dan weet en voel ik de volle omvang van het lijden terwijl dat toch ophoudt lijden te zijn omdat het een modulatie is van Leegte. Dat is de zegen van Dzogchen.
Alexander Zöllner